Vanaf aanslagjaar 2019 (verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste start vanaf 01.01.2018) wordt er naar twee nominale belastingtarieven toegewerkt: een basistarief van 29% en een verlaagd tarief van 20% op de eerste schijf belastbare grondslag tot € 100 000; voor zgn. KMO-vennootschappen. Tegelijkertijd daalt de aanvullende crisisbijdrage van 3% naar 2%.

Basistarief: 29%

Het basistarief van 33,99% (33% + 3% ACB) daalt naar 29,58% (29% + 2% ACB).

Verlaagd tarief: 20%

Voor KMO-vennootschappen bedraagt het verlaagd tarief 20,4% (20% + 2% ACB) op de eerste € 100 000 aan belastbare grondslag. KMO-vennootschappen zijn kleine vennootschappen conform art. 15, §§ 1-6 W.Venn. die bovendien voldoen aan de voorwaarden uit art. 215, derde lid, 1°, 2°, 4° en 6° WIB 92.

De definitie van kleine vennootschap (art. 15, §§ 1-6 W.Venn. ) wordt vanaf aanslagjaar 2019 (verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste start vanaf 01.01.2018) dus ook gebruikt als voorwaarde voor het verlaagd tarief.  Opmerkelijk is dat de zgn. 13% dividendregel (art. 215, derde lid, 3° WIB92) wordt verlaten. Dat betekent dat kleine vennootschappen het verlaagd tarief niet zullen verliezen louter en alleen omdat ze meer dan 13% van het gestort kapitaal aan dividenden uitkeren.

Eveneens opvallend is dat voorwaarde ‘belastbaar inkomen mag niet meer zijn dan € 322 500 om van het verlaagd tarief te genieten’ geschrapt is als voorwaarde voor KMO’s. Ook KMO’s met meer dan € 100 000 belastbare winst zullen genieten van dat verlaagd tarief op hun eerste stuk winst. Enkel het deel van hun winst boven € 100 000 wordt belast tegen het gewoon tarief.